stoomgemaal
*

Stoomgemalen

.Werking stoommachines
.Onderdelen
.Ketels en Appendages
.Toepassingen
.Foto's en Platen
.Uit de Ingenieur
 
 
 
 
 
 
.
.
.


Voor het opbrengen (naar boven brengen) of uitmalen van de overtollige regen en kwelwater dat door de lage ligging van vele streken in Nederland en er buiten niet van zelf kan aflopen gebruikte men schepraderen, vijzels, centrifugaalpompen.
deze werden door windmolens, stoommachines, later door gasmotoren diesel of elektriciteit aangedreven, hier gaat het hoofdzakelijk over de stoomgemalen met onderaan een paar ander gemalen

 

Stoomgemaal Mastenbroek
Stoomgemaal Wouda
Stoomgemaal bij Franeker
Stoomgemaal Cruquius
Stoomgemaal Arkelse Dam


De eerste stoommachines van ons land

 
     
 

Het staande scheprad op de plaat hiernaast is met zijn horizontale as, een stukje boven het boezemwater geplaatst, en bestaat in hoofdzaak uit een paar armen waar aan het uiteinde houten of ijzeren borden of schoepen zijn bevestigd, die nauw besloten zijn door verticale wanden aan beide zijde, krimpmuren genaamd.
En van onderen door een cirkel vormingen bodem of opleider A. B.
De beweging is in de richting van het lage of polderwater naar boven of boezemwater, zullen de schoepen dit polder water opnemen en tussen de krimpmuren door langs de op leider naar het boezem water voeren.

Naar boven
 

Om het aflopen van het water van de schoepen te bevorderen, worden deze niet naar het middelpunt van het rad, maar zo als men noemt druipende gericht.
De voor waterloop of het gemetselde kanaal, waarlangs het opgevoerde water vloeit, is van een wachtdeur D E voorzien, die het terugvloeien van het boven water belet wanneer het rad stilstaat.
Het polderwater moet steeds zo onbelemmerd mogelijk het rad kunnen naderen.
Op de as van het scheprad is een tandwiel of een riemschijf bevestigd voor het in beweging brengen door een stoomwerktuig.
De afmeting van het rad, de middellijn van het scheprad wordt bepaald door de hoogte van opbrengst, de diepte van ruimte van de schoepen en de hoogte waarop het hart van de as gelegd wordt.
De hoogte van de opbrengst hangt van de omstandigheden af, de diepte van ruimte wordt gewoonlijk 0,6 a 0,9 M genomen.
Hoe groter de middellijn van het scheprad is, des te beter vloeit ook het water van de schoepen af, en des te groter wordt de hoek, waar onder de schoepen in het polderwater komen, en dus minder tegenstand ze onder vindt.
Het aantal schoepen wordt geregeld naar de grote van de middellijn van het scheprad; de afstand aan de buiten omtrek bedraagt gemiddeld 0,70 a 0,80 M.

 
 
   
Naar boven

de Vijzels
De vijzel voert het water op door middel van een houten of ijzeren schroefvlak, aan een dito spil bevestigt, draaiende zo nauwkeurig mogelijk in een gemetselde kom. Meestal zijn er op de spil drie zulke schroefvlakken op gelijke afstanden aangebracht, om een meer gelijkmatige uitstroming van water te verkrijgen.Het is gemakkelijk in te zien, dat waneer de helling van de spil op de horizont kleiner is dan de helling van het schroefvlak op de spil, zo als in de plaat hiernaast, het water dat op zo vlak komt gemakkelijk zal afglijden.

 
 

Daar nu echter bij het rond draaien van de vijzel elk opvolgende punt van het schroefvlak lager komt dan het voorgaande, en het terug lopen van het water door de kom of opleider verhinderd wordt, zo zal het water langs het schroefblad blijven voortlopen, tot dat het aan het einde van de opleider zich in het bovenwater ontlast.
De vijzel veroorzaakt weinig botsing bij het opnemen van het beneden water en geeft dientengevolge besparing aan arbeid, in vergelijking met het scheprad.
Bovendien kan de vijzel het water gemakkelijk tot hoogten van 3 tot 4 M opvoeren, terwijl men bij het scheprad dan in zeer grote afmetingen vervalt.
de afmetingen van de vijzel

de vijzels worden meestal geplaatst onder een hoek van 30° en hebben een middellijn van 1,60 a 1,90 M en een spoed of hoogte van schroef gang van 1,50 a 1,90 M; de laatste in ieder geval zo te bepalen, dat de hoek van de vijzelspil met de horizon kleiner is dan de hoek, waarmee het schroefblad om de spil wentelt.
Snelheid

de vijzel zal zo wel te langzaam als te snel kunnen ronddraaien.

Bij te langzame beweging zal het water te veel gelegenheid hebben om door de ruimte, die voor de vrije beweging van de vijzel in de kuip nodig is, terug te lopen; bij te snelle beweging zal het water omhoog spatten en daardoor tot onnodig arbeidsverlies aanleiding geven.
Algemeen wordt een vijzel van 1,50 a 1,60 M. diameter een snelheid van 40 tot 50 omwentelingen per minuut voordelig geacht.

 
Naar boven
   
 

Als water vervoer hebben de centrifugaal pompen een goede eigenschap, dat zij het water niet oplichten maar in het buiten water uitstuwen.
water wordt vooruit gedrukt.
De pomp is vaak niet zelf aanzuigen, daar moet een ander pomp voor zorgen die het lucht in de pomphuis wegzuigt, en zo het water naar de centrifugaalpomp zuigt.
Waneer er eenmaal het hele pomphuis is gevuld met water dan zuigt hij verder zelf het water aan er moet een aan een gesloten water kolom vormen.

 
 

Ook wordt er wel ander manier toegepast om het water in de pomphuis te krijgen, door een aanvoerleiding boven op de pomp huis te plaatsen, waar water door naar de pomp huis stroomt vanuit een vat, tot het hele pomp huis is gevuld en ook de buis voor de pomp met water is gevuld (aaneengesloten) en daarna kan de centrifugaal pomp zelf zijn werk doen.

Naar boven
 

 
 
  Naar boven
 
   
 

voor meer en veel platen en foto's van stoomgemalen ga naar stoomgemalen\index.html

 

 
 

EXTRA: een verhaal, over het WOUDAGEMAAL en Mastenbroek,  en anderen gemalen klik op deze links hier onder.

kompleet verhaal over het Woudagemaal door prof. ir. J.C. Dijxhoorn uit 1925 doormiddel van afdrukbaren platen van het verhaal uit DE INGENIEUR 1925

 

 
 

En op een ander pagina het verhaal over Stoomgemaal Mastenbroek, Door Prof. Ir. D.Desden (bron: uit het tijdschrift de Ingenieur 27 juni 1941)

 
 
   
 

Stoomgemaal bij Franeker, verschillende beproevings resultaten van centrufugaalpompen met verticale as opstelling door CHR Eeuwens. (bron: de Ingenieur 20 April 1907

 
 
   
 

De werktuigen van het stoomgemaal  Cruquius van de Haarlemmermeer door prof. ir. J.C. DIJXHOORN
Kopieën uit het weekblad de Ingenieur 2 Juni 1933.

 
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
  Naar boven
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
   
  Naar boven