Stoomgemalen

stoomgemalen

Voor het opbrengen (naar boven brengen) of uitmalen van de overtollige regen en kwelwater, dat door de lage ligging van vele streken in Nederland en er buiten niet van zelf kan aflopen, gebruikte men schepraderen, vijzels, centrifugaalpompen.

En op een ander pagina het verhaal over stoomgemaal Mastenbroek, Door Prof. Ir. D.Desden (bron: uit het tijdschrift de Ingenieur 27 juni 1941)

Deze werden door windmolens, stoommachines, later door gasmotoren, diesel of elektriciteit aangedreven.

Het staande scheprad op de plaat hiernaast is met zijn horizontale as, een stukje boven het boezemwater geplaatst, en bestaat in hoofdzaak uit een paar armen waar aan het uiteinde houten of ijzeren borden of schoepen zijn bevestigd, die nauw besloten zijn door verticale wanden aan beide zijde, krimpmuren genaamd.
En van onderen door een cirkel vormingen bodem of opleider A. B.

De beweging is in de richting van het lage of polderwater naar boven of boezemwater, zullen de schoepen dit polder water opnemen en tussen de krimpmuren door langs de op leider naar het boezem water voeren.

Om het aflopen van het water van de schoepen te bevorderen, worden deze niet naar het middelpunt van het rad, maar zo als men noemt druipende gericht.
De voor waterloop of het gemetselde kanaal, waarlangs het opgevoerde water vloeit, is van een wachtdeur D E voorzien, die het terugvloeien van het boven water belet wanneer het rad stilstaat.
Het polderwater moet steeds zo onbelemmerd mogelijk het rad kunnen naderen.
Op de as van het scheprad is een tandwiel of een riemschijf bevestigd voor het in beweging brengen door een stoomwerktuig.
De afmeting van het rad, de middellijn van het scheprad wordt bepaald door de hoogte van opbrengst, de diepte van ruimte van de schoepen en de hoogte waarop het hart van de as gelegd wordt.
De hoogte van de opbrengst hangt van de omstandigheden af, de diepte van ruimte wordt gewoonlijk 0,6 a 0,9 M genomen.
Hoe groter de middellijn van het scheprad is, des te beter vloeit ook het water van de schoepen af, en des te groter wordt de hoek, waar onder de schoepen in het polderwater komen, en dus minder tegenstand ze onder vindt.
Het aantal schoepen wordt geregeld naar de grote van de middellijn van het scheprad; de afstand aan de buiten omtrek bedraagt gemiddeld 0,70 a 0,80 M

De vijzel voert het water op door middel van een houten of ijzeren schroefvlak, aan een dito spil bevestigt, draaiende zo nauwkeurig mogelijk in een gemetselde kom.

Meestal zijn er op de spil drie van zulke schroefvlakken op gelijke afstanden aangebracht, om een meer gelijkmatige uitstroming van water te verkrijgen.

Het is gemakkelijk in te zien, dat waneer de helling van de spil op de horizontale kleiner is dan de helling van het schroefvlak op de spil, zo als in de plaat hiernaast, het water dat op zo vlak komt gemakkelijk zal afglijden.

Daar nu echter bij het ronddraaien van de vijzel elk opvolgende punt van het schroefvlak lager komt dan het voorgaande, en het terug lopen van het water door de kom of opleider verhinderd wordt, zo zal het water langs het schroefblad blijven voortlopen, tot dat het aan het einde van de opleider zich in het bovenwater ontlast.
De vijzel veroorzaakt weinig botsing bij het opnemen van het beneden water en geeft dientengevolge besparing aan arbeid, in vergelijking met het scheprad.
Bovendien kan de vijzel het water gemakkelijk tot hoogten van 3 tot 4 M opvoeren, terwijl men bij het scheprad dan in zeer grote afmetingen vervalt.

de vijzels worden meestal geplaatst onder een hoek van 30° en hebben een middellijn van 1,60 a 1,90 M en een spoed of hoogte van schroef gang van 1,50 a 1,90 M; de laatste in ieder geval zo te bepalen, dat de hoek van de vijzelspil met de horizon kleiner is dan de hoek, waarmee het schroefblad om de spil wentelt.

De vijzel zal zo wel te langzaam als te snel kunnen ronddraaien.

Bij te langzame beweging zal het water te veel gelegenheid hebben om door de ruimte, die voor de vrije beweging van de vijzel in de kuip nodig is, terug te lopen; bij te snelle beweging zal het water omhoog spatten en daardoor tot onnodig arbeidsverlies aanleiding geven.

algemeen wordt een vijzel van 1,50 a 1,60 M. diameter een snelheid van 40 tot 50 omwentelingen per minuut voordelig geacht.

Centrifugaal pompen.
Als water vervoer, hebben de centrifugaal pompen een goede eigenschap, dat zij het water niet oplichten maar in het buiten water uitstuwen.
water wordt vooruit gedrukt.
de pomp is vaak niet zelf aanzuigen, daar moet een ander pomp voor zorgen die het lucht in de pomphuis wegzuigt, en zo het water naar de centrifugaalpomp zuigt.
waneer er eenmaal het hele pomphuis is gevuld met water dan zuigt hij verder zelf het water aan er moet een aan een gesloten water kolom vormen.

Lucht wegzuigen wordt ook veel gedaan met behulp van een injecteur die doormiddel van stoom werkt.
Of door een of ander vacuüm pomp.
Ook wordt er wel ander manier toegepast om het water in het pomphuis te krijgen, door een aanvoerleiding boven op de pomp huis te plaatsen, waar water door naar de pomp huis stroomt vanuit een vat, tot het hele pomp huis is gevuld en ook de buis voor de pomp met water is gevuld.
Door een schot of klep beneden de buis eerst dicht te laten tot het geheel gevuld is (aaneengesloten) en daarna kan de centrifugaalpomp zelf zijn werk doen.

Copyright © Historisch Centrum Overijssel/Fotoarchief Stork.
Alle rechten voorbehouden, onderstaand beeldmateriaal ( alleen de zwart wit foto’s ook op de andere pagina’s) is auteursrechtelijk beschermd.
Wenst u de dit beeldmateriaal te drukken, meermaals te kopiëren, digitaal op te slaan voor commercieel te gebruiken? Neem dan contact op met het Historisch Centrum te Zwolle. http://www.historischcentrumoverijssel.nl

Medemblik Stoomgemaal

stoomgemaal de Vier noorder Koggen bij Medemblik

Het stoomgemaal (aan de voorkant) de Vier Noorder Koggen bij Medemblik (nu een museum)

Vier Noorder Koggen een foto van nu aan de achterkant

De wit geverfde centrifugaalpomp is geleverd door Smulders  Jaffa 1907
De met kleppen gestuurde gelijkstroom stoommachine is geleverd door machine fabriek Breda

Een aantal stoommachine foto’s van het gemaal zelf, want er staan er nog veel meer.
Er staan veel machines op gesteld om te bekijken, een aantal laat men daar draaien op de stoomdagen kijk op: http://www.stoommachinemuseum.nl
Ook op http://www.stoomvrienden.nl is onder knop rondleiding veel te zien.

Het museum is gevestigd in het voormalig stoomgemaal ‘Vier Noorder Koggen’ aan het IJsselmeer.
Het stoomgemaal is bijna honderd jaar oud (gebouwd in 1907) en werkt nog steeds.

stoomgemaal

Het Nederlands Stoommachine Museum
Oosterdijk 4
1671 HJ Medemblik
Tel.: 0227-544732

Een cilinder horizontaal gelijkstroom machine

Gebouwd door machine fabriek Breda (Backer Rueb.

Bouwjaar: 1924

Techniek

slag 800 mm

Boring: 610 mm

Toerental: Max.120/130

Werkdruk: 13 ato.

vermogen: 550 pk

Kleppen: Lentz, regulateur: Proell

afm:LxBxH: 9,6 x 4 x2 meter

diameter vliegwiel 4050 mm

totale gewicht 32000 kg.

Een stukje uit het verleden over het plaatsen van een gasmotor in dit gemaal, Vier Noorder Koggen.
Kopieën in PDF voormaat (2,1Mb) (Kopieën uit de Ingenieurs 1906)

De Tuut in Appeltern is gebouwd tussen 1916 en 1918 en was decennia lang een van de acht stoomgemalen in het Land van Maas en Waal die voor de afwatering zorgden.
De Tuut is het enige van de 34 stoomgemalen in het Gelders rivierengebied dat bewaard is gebleven.
Op 18 mei 2001 heeft de Tuut formeel zijn nieuwe bestemming van museumstoomgemaal gekregen.

In het voormalige kolen opslag plaats van het gebouw is een gezellig bezoekers centrum ingericht waar je van een kopje koffie of een drankje kan genieten.
Er zijn twee computers waarop u zelf d.m.v. interactieve animaties kunt zien hoe de hele installatie van het gemaal De Tuut werkt.

De foto rechts zie je een smeer systeem, vanuit glazen reservoir het bovenste gedeelte wordt de olie aangevoerd.
Vervolgen komt het bij de 5 schroef kraantjes, van daaruit druppelt het naar beneden in een gootje en vervolgens door de koperen lijdingen naar de te smerende onderdeel.
klik op de foto voor een ander foto met detail.

De 4 kleuren foto’s van gemaal Tuut Copyright © Tuut in Appeltern

Stoomgemaal Header foto

d’Olde Mesiene Stoomgemaal Mastenbroek anno 1856, bij Kampen

Er is ook een beschrijving uit 1941 door Prof. Ir. D.Desden klik hier: Een Merkwaardige Stoommachine uit 1856

Het gemaal dateert uit 1856, de machine was ook toen al een merkwaardig stoomwerktuig.
Het uitslaan van het water geschiedde als regel door twee schepraderen, de machine maakte dan 10 omwentelingen per minuut.
Bij een grote opvoerhoogte, hoog peil van de Zuiderzee, kon een scheprad worden afgekoppeld.
In dat geval kon de machine 12 omwentelingen per minuut maken.

Voor een kompleet beschrijving uit 1941 door prof. Ir. D Dresden wat was gepubliceerd in het tijdschrift De Ingenieur.

De Werking

De machine is een horizontale, dubbelwerkende, één cilinder, expansiemachine met een injectiecondensor en werkt met verzadigde stoom van 4 atm.

De stoom wordt door de inlaatkleppen toegelaten in de cilinder, waarin een zuiger heen en weer beweegt.

Na het afstaan van energie wordt de stoom afgevoerd door de uitlaatkleppen naar de injectiecondensor.

de hefboom zit aan een stang die naar de klep gaat er zijn er 4 de kleppen worden door gewichten geopend.
De stoom wordt geleverd door de 2 vuur Lancashire ketel, die 26 M3 water bevat en gestookt wordt met kolen of hout.

De heen- en weergaande beweging van de zuiger wordt d.m.v. de zuigerstang, op de krukas omgezet in een draaiende beweging.
De drijfstang is bijzondere lang met een houten lijf, (deze is daardoor ligt en tevens sterk).
Het immense vliegwiel met een diameter van 7,5m zorgt voor een soepele gang van de machine.
Dit vliegwiel is van zeer bijzondere constructie en weegt 16 ton.
De velg bestaat uit 9 gietijzeren stukken, door middel van 9 spaken verbonden met het gietijzeren sterwiel op de krukas, niet gelast, maar geklonken en gespied.
Tandwielen brengen de beweging van de krukas met een vertraging van 2 op 1 over op de as van de schepraderen die met ongeveer 5 omwentelingen per minuut draaien.
De stoomverdeling is ook bijzonder, de klepbeweging wordt door de excentriek afgeleid van de krukas door middel van een hefboomstelsel en een zeer bijzonder mechanisme.
De halfbolvormige kleppen worden door de hefboom dichtgestuurde, maar door gewichten weer ‘open’ getrokken.
Het omkeren van de zuigerbeweging wordt verzorgd door de grendelschijven.
Gemiddeld werkte de installatie 45 dagen per jaar.
Het kolenverbruik is erg hoog.