Daartoe brengt men rondom de
stangen een pakkingbus of werkbus aan, voor de zuigerstang van een kleine
machine bijvoorbeeld zo als het plaatje hiernaast.
Hierin is A de zuigerstang en B de cilinderbodem.
In deze bodem heeft men een centrale opening gemaakt, die veel groter is dan
nodig om de stang door te laten.
Dit doet men dikwijls om bij het maken van de gietvorm, waarin de cilinder moet
worden gegoten in de gieterij, in het midden een flink steunvlak te hebben voor
de kern van het inwendige van de cilinder.
De ontstane opening moet later op een of andere wijze worden afgesloten en men
brengt dit tot stand door er een afzonderlijk bodemstuk C in te plaatsen, dat
dan tevens de pakkingbus bevat.
Dit bodemstuk wordt, evenals de cilinder, van gegoten ijzer vervaardigt.
De eigenlijke pakkingbus voorziet men van een bronzen grondring D, die aan de
buitenzijde klemmend past in de cilinderbodem of in het bodemstuk en die aan de
binnenkant enige speling heeft rondom de stang A. |
|
|
In de cilinder laat men de
grondring gewoonlijk een paar mm boven de cilinder uitsteken, zodat water, dat
zich mogelijkerwijs in cilinder of stoom schuifkast vormt, niet over het randje
van de grondring langs de stang zijn weg naar buiten tracht te vinden, doch met
de stoom zelf zal worden meegevoerd.
De pakking materiaal bestaat uit katoen of hennep met talk doortrokken dit is
voor lage stoom temperatuur voldoende maar bij hoge temperaturen niet, daarvoor
gebruikte men asbest met grafiet.
Asbest veroorzaakt veel slijtage en het is schadelijk voor de gezondheid bij
verwerking.
Voor nog hoger temperaturen, bijvoorbeeld over verhitte stoom gebruikt men
uitsluitend metaalpakkingen, die uit ringen van witmetaal of van gietijzer zijn
vervaardigd. |
|