|
|
|
De gelijkdruk en overdrukturbine |
|
naar 800 X 600
Start
De gelijkdruk en overdrukturbine
De deLavalturbine
De zoellyturbine
De curtisturbine
De parsonsturbine
De stal turbine of ljungstromturbine
Gecombineerde Turbinesystemen
De gasturbine
Stoomeigenschappen
Condensor
De Smering
Materiaal eigenschap
Onderdelen turbine
Stoom Tabellen
Foto's stork turbines
Platen
Technische tekeningen
links
Activiteiten
Ljungstrom turbine uit de Ingenieur
1915
Twee Werkspoor Stal Turbogeneratoren van 17000/22500 kW,
uit het blad de Ingenieur
|
De gelijkdruk stoomturbine
|
|
In een gelijkdruk turbine of
actieturbine is een turbine waarbij de stoom uitsluitend in de straalbuizen
expandeert.
De druk van de stoom voor en achter de loopschoepen is gelijk.
Hieruit volgt dat de doortocht van de loopschoep kanalen constant moet zijn.
Om te voorkomen, dat de stoom na het verlaten van de straalbuis nog kan
expanderen, geeft men de top van de loopschoepen een radiale vrijslag zo 10 mm
in het huis, zodat eventuele drukverschillen links en rechts van het loopwiel
zich gemakkelijk kunnen vereffenen. |
|
|
Ook wordt het loopwiel daartoe
van enkele gaten voorzien, die men van wegen hun functie drukvereffening gaten
noemt.
Hoe de kracht op de schoepen
ontstaat zie je in Fig.A |
|
De schoep is aan de binnenkant volgens een cirkel gebogen en symmetrisch
geplaatst t.o.v. het vlak door het midden van het schoepenwiel.
De stoomstraal komt bij A evenwijdig aan het schoepvlak hier te plaatse binnen,
in een richting dus, overeenkomende met die van het kanaal tussen twee op elkaar
volgende schoepen.
De stoom heeft zijn grote snelheid verkregen door de expansie in de straalbuis
en stroomt nu door de ruimte tussen de schoepen.
Dit kanaal is overal even wijd, hetgeen men volgens Fig.A bereikt door de cirkel
van het binnenvlak van de schoep uit hetzelfde middelpunt M met straal R te
beschrijven als de cirkel van het buitenvlak van de ernaast gelegen schoep met
straal r, zodat het bedrag (R-r) overal de wijdte van het kanaal wordt. |
|
|
Omdat deze gehele weg langs de
schoep overal dezelfde doortocht aan de stoom biedt, ondergaat de stoom geen
verdere expansie en de stoomstraal zal dus, afgezien van een geringe
snelheidsvermindering door wrijving enzovoort, met constante snelheid door het
schoepkanaal stromen.
Daarbij oefent de stoomstraal, omdat hij een cirkelvormige baan moet
beschrijven, in ieder punt van deze baan en loodrecht op het binnenvlak van de
schoep een buitenwaartse kracht K1, K2, K3 enz. uit.
Daar de snelheid van de straal constant is, is dit ook met grootte van de
krachten K het geval, zodat K1 = K2 = K3= enz.
Is P1 nu het midden van de schoep en nemen we in het schoepenoppervlak de punten
P1 en P3 aan, die symmetrisch zijn gelegen t.o.v. P1, dan kunnen we de krachten
K2 en K3 elk ontbinden in een kracht K' evenwijdig aan K1 en een kracht K'' ,
loodrecht hierop.
De gelijke componenten K'2 enK'3 werken in dezelfde richting als K1, terwijl de
gelijke componenten K''2 en K''3 tegengesteld gericht zijn en in dezelfde lijn
P2P3 werken, zodat ze evenwicht met elkaar maken.
Verdelen we op gelijke wijze alle krachten K in paren, die, evenals K2 en K3,
symmetrisch liggen t.o.v. het middenvlak door het schoepenwiel, dan zien we dat
alle verticale componenten elkaar twee aan twee opheffen en dat alle horizontale
componenten elkaar werking versterken, zodat alleen deze laatste krachten
overblijven, die het wiel doen draaien.
Zijn de schoepen niet geheel symmetrisch t.o.v. het middenvlak door het
schoepenwiel, dan zullen de componenten K'' elkaar niet geheel op heffen, zodat
er dan ook in het algemeen nog een kleine kracht in as richting blijft bestaan.
Dit geval zullen we echter buiten beschouwing laten, zodat we ons bij de
bespreking van deze turbines in het vervolg alleen met symmetrische schoepen
zullen bezighouden.
Daar de stoom in de ruimte tussen de schoepen geen verdere expansie ondergaat,
is er voor geen verschil in stoomspanning tussen voor en achterkant van de
schoepen, dat is tussen de voor en achterzijde van het loopwiel.
Zelfs maakt men vaak openingen in het wiel om het ontstaan van drukverschil
tussen voor en achterkant afdoende te voorkomen.
Om deze reden noemt men een machine, die aldus werkt, een gelijke drukturbine.
vaker spreekt men nog van een actie turbine, daar de beweging van het wiel
rechtstreeks wordt veroorzaakt door de werking (actie) van de langsstromende
stoom op de schoepen.
Bij de actieturbine heerst dus geen drukverschil tussen voor en achterzijde van
het turbinewiel en de snelheid van de stoomstraal in de ruimte tussen de
schoepen is constant. |
|
overdrukturbine |
|
op een geheel ander beginsel berust de reactieturbine. (Reactie of
overdrukturbine)
Schiet men een kogel uit een geweer, dan voelt men een kracht, die het geweer
naar achter tracht te duwen.
Deze kracht noemt men de reactiekracht; zij is gelijk aan de kracht, waardoor de
kogel wordt weggeschoten.
Een ander voorbeeld zien we in Fig1 (verder naar onder) dit stelt een gedeelte van een hol rad voor,
dat aan de omtrek verschillende straalbuizen draagt, die het inwendige van het
wiel met de buitenlucht in verbinding brengen.
Het rat is draaibaar om een holle as, waardoor stoom kan worden toegevoerd, die
naar buiten kan stromen door de straalbuizen.
We nemen nu aan, dat de toevoeropening door de as zo groot is, dat de uit
stromenende stoom snel en gemakkelijk door andere wordt vervangen.
Dan heerst er binnen in het wiel een bepaalde overdruk t.o.v. de buitenlucht en
bij het begin van de straalbuizen heeft de stoom t.o.v. het wiel een snelheid
nul. In de straalbuizen zelf krijgt de stoom een grote snelheid w2 t.o.v. het
wiel, dus is ook de versnelling van de beweging van de stoomdeeltjes groot.
Er is weer een kracht nodig om deze versnelling te veroorzaken en deze kracht
heeft een reactiekracht ten gevolge.
Die kracht vindt een steunpunt tegen de wanden van de straalbuis en omdat die
zich kan bewegen, gaat het wiel draaien in de richting, aangegeven door de
gevederde pijl, dus weer tegengesteld aan de stromingrichting van de stoom.
Hier hebben wij een soort van turbine verkregen, waarvan de werking berust op de
reactiekracht van de uitstromende stoom, een reactieturbine dus.
In een werkelijke turbine wordt geen krans van draaiende straalbuizen toegepast,
zoals in Fig.1, maar met een krans van schoepen, evenals bij een actieturbine.
De schoepen zijn nu echter anders van vorm, namelijk niet meer symmetrisch
t.o.v. het midden, doch dik aan de kant waar de stoom binnenkomt en dun
uitlopend naar de uittreedzijde.
Bovendien zijn de schoepen scheef op het wiel geplaatst, zoals Fig.2 aangeeft en
dus is het kanaal tussen twee opeenvolgende schoepen aan de intreekant bij a
veel wijder dan aan de uittreedzijde bij b.
Tussen de schoepen verkrijgen we hier dus doortochten, die de vorm hebben van
naar het einde toe nauwer wordende straalbuizen.
Hebben we dus voor het wiel bij A weer stoom onder een bepaalde druk p1 en bij B
een ruimte, waar een lagere druk p2 heerst, dan ondergaat de stoom in de ruimten
tussen de schoepen een versnelling.
Is w1 de snelheid, waarmede de stoom in de aldus gevormde kanalen binnentreedt,
dan is de snelheid w2, waarmede hij de kanalen verlaat, veel groter dan w1.
Hierdoor ontstaat er weer een reactiekracht, die het wiel met schoepen in
tegengestelde richting u wil doen draaien.
We zien bij deze reactieturbine, in tegenstelling met wat we bij de actieturbine
hebben waargenomen, wel een verandering van de doortocht op de weg van de stoom
tussen de schoepen door, waarvan het gevolg is een snelheidsverandering van de
stoomstraal en verschil in stoomspanning tussen voor en achterzijde van het
wiel.
Aan de voorkant van het wiel heerst dus een zekere overdruk, vandaar dat een
dergelijke turbine ook overdrukturbine wordt genoemd. |
|
|
|
|
|
een samenvatting: |
|
Actie of gelijk drukturbine
1 De schoepen zijn symmetrisch en van zodanige vorm, dat de ruimte tussen twee
opeenvolgende schoepen overal gelijk is.
2 De snelheid van de stoom tussen de schoepen is van het begin tot het einde
constant.
3 De stoomspanning aan de voor en achterkant van de schoepen is gelijk.
4 De kracht op de schoepen is een gevolg van de centrifugale werking van stoom
bij het doorlopen van het gebogen schoepkanaal.
Reactie of overdrukturbine.
1 De schoepen zijn onsymmetrisch van vorm en plaatsing, zodat de ruimte tussen
twee opeenvolgende schoepen naar het einde nauwer wordt.
2 De snelheid van de stoom neemt toe bij zijn beweging door de ruimte tussen de
schoepen.
3 De stoomspanning is aan de voorkant van de schoepen hoger dan aan de
achterkant.
4 De kracht op de schoepen is een gevolg van de reactiewerking, die ontstaat bij
het versnellen van de stoomstraal.
Gemengde turbines.
Waarin zowel Curtis, gelijkdruk als overdruk trappen worden toegepast.
Dit komt zeer veel voor.
Een Curtis trap wordt hierbij meestal, alleen voor het hoge druk gedeelte van de
drukval gebruikt.
Verder spreekt men van axiale en radiale stoomturbines, welke namen afhangen van
de stroomrichting van de stoom ten opzichte van de draaiing as.
Al deze turbinetypen kunnen weer uitgevoerd zijn o.a. als:
a Condensatieturbines, waarbij de afgewerkte stoom naar een (meestal direct
aangebouwde) condensor wordt geleid.
b Tegendrukturbines, waarbij de afgewerkte stoom naar de buitenlucht wordt
geblazen of als retourstoom voor andere doeleinden als verwarming, verdere
krachtopwekking enz.
c Aftapturbines, bij welke het mogelijk is een stoomhoeveelheid van een
bepaalde, constante druk af te tappen voor fabrieksgebruik, terwijl de overige
stoom, hetzij als retourstoom ontwijkt.
Ook kan men een turbine van twee of meer aftappen voorzien.
Het constant houden van de druk van de aftapstoom gebeurd geheel automatisch.
d Twee drukturbines, welke gelijktijdig gedreven worden met verse stoom van twee
verschillende drukken (bijv. door het gebruik van ketelbatterijen met
verschillende stoomdruk).
e Turbines met her verhitting, waarbij de stoom, die in het eerste turbinedeel
geëxpandeerd is, weer naar de ketels wordt teruggevoerd om weer oververhit te
worden op begintemperatuur.
De verschillende druktrappen kunnen in een of meer
cilinders of huizen worden ondergebracht, zodat men spreekt van eenhuizige
turbines, tweehuizige of 3huizige turbines enz.
voor platen zie de knop technische tekeningen voor het verhaal hier boven. |
|
|
|
|
|
Bron: platen en beschrijving verdeelt over alle pagina's zijn uit verschillende
boeken: het stoombedrijf door nanno A.Imelman. De Gids voor Machinisten N.C.H
Verdam, E,F Scholl. De Stoomturbine van J.Moree1953. Het Scheep stoomwerktuig,
door A.D.F.W.Lichtenbelt. Stoomturbines, doorL.A.de Bruijn L.Muilwijk. Stoom
11druk handleiding voor het stoombedrijf. Het stoombedrijf, handleiding bij de
studie van het gehele stoomwezen voor machinisten en studerenden door Nanno A.
Imelman. Fotoarchief Stork: Historisch Centrum Overijssel Zwolle |
|
|